Boekje gezonde bijen
Datum: |
vrijdag 25 februari 2011 (00:00) tot (00:00) |
Afdeling: | IMKERVERENIGING LIEMERS |
Plaats: |
Gezonde bijen
Ziekten en plagen die onze bijen kunnen treffen
Verantwoording
Uit ervaring blijkt dat er op het gebied van bijenziekten en plagen vaak sprake is van klakkeloze na-aperij en – wat schriftelijke informatie betreft – van regelrechte overschrijverij. Wij wilden niet de zoveelste bijenziektenmap maken die sprekend op zijn voorgangers lijkt. Vandaar dat wij onze informatie hebben gebaseerd op publicaties over bijenziekten en plagen in de Nederlandse bijenbladen BIJEN en Onze Bijen sinds januari 2000 (t/m 2004).
Daarin werden echter niet alle ziekten en plagen behandeld die in handboeken e.d. worden opgesomd. Omdat we ook streefden naar een zekere mate van volledigheid hebben wij ons voor de ontbrekende aandoeningen gebaseerd op de door de ANI ontwikkelde en jaarlijks bijgewerkte map onder redactie van Dick van Houwelingen. Wat het maandblad BIJEN betreft, we hebben ons met name laten leiden door de artikelen van Peter Elshout.
Alvorens deze map te publiceren hebben wij beide genoemde redacteuren gevraagd het een en ander kritisch door te lezen en eventuele correcties aan te brengen. Dat is ook gebeurd, waarvoor dank.
We willen met deze uitgave vooral de huidige praktiserende imker van dienst zijn. Vandaar dat allerlei theoretische informatie achterwege is gebleven. Wat de Kleine bijenkastkever betreft: hij is in Europa gelukkig nog niet gesignaleerd en men doet er alles aan hem tegen te houden. Maar voor -het geval dat- hebben wij hem toch maar in onze lijst ondergebracht. Vanwege zijn relatieve onbekendheid hebben we nogal wat opmerkingen opgenomen.
Wie buitenlandse literatuur mist, wijzen wij erop dat de door ons samengevatte artikelen niet zelden verwijzen naar buitenlandse bronnen. We hebben overigens telkens onze bronnen vermeld.
Om praktische redenen hebben we de behandelde ziekten en kwalen op alfabet gegroepeerd. Achterin vindt u een register met paginavermelding. We hebben – alweer om praktische redenen – telkens zoveel mogelijk dezelfde indeling toegepast:
Herkenning - oorzaak/oorzaken – verspreiding/ziekteverloop/schade – maatregelen (ter bestrijding; ter voorkoming of andersom)/behandeling – opmerkingen – geraadpleegde bronnen. Bij het onderdeel Spuitschade moesten wij van deze indeling afwijken.
Met betrekking tot onze grootste vijand, de Varroamijt, merken wij op dat we díe methoden en middelen hebben besproken die naar onze mening in de huidige praktijk veelvuldig worden toegepast. Soms hebben we ook een preparaat vermeld dat in Nederland (nog) niet is toegelaten, maar wel in Nederland en met name in het buitenland te koop is. Voor meer en andere methoden en middelen ter bestrijding van de Varroamijt verwijzen we naar de brochure: “Alle bestrijdingsmethoden en –middelen op een rij” door PPO Bijen, Wageningen. Sla er dan ook het Erratum en de opmerkingen over dat Erratum op na: BIJEN, dec. 2004 pp. 361 en 362. Sommige Varroabestrijdingsmiddelen worden in deze map uitgebreider behandeld dan andere. Dat heeft te maken met het feit dat u in het ene geval (b.v. oxaalzuurtoepassing) iets moet ondernemen, terwijl u in het andere geval (b.v. Thymovartoepassing) alleen maar hoeft te doen wat op de gebruiksaanwijzing staat: het zijn veelal kant-en-klare preparaten.
We hopen met deze uitgave de informatie te hebben verstrekt waaraan u in de praktijk van het imkeren behoefte zou kunnen hebben.
December 2005
Herzien: januari 2010
De redactie:
Jasenka van Doren
Piet van Schaik
Ton Thissen
Jan Peter Willemsen
Illustraties:
Jeannette van der Aa
Deze brochure is tot stand gekomen door het platform bijengezondheid van de imkerbonden:
A.B.T.B.
A.N.I.
N.B.V. (voorheen L.L.T.B. en Z.L.T.O.)
1. Amerikaans vuilbroed ( AVB)
Herkenning
Je treft een sterk verzwakt volk aan en geen open broed. Het jongste broed sterft in geval van AVB het eerst. De broedramen, matig bezet met bijen, vertonen onregelmatig verspreide verzegelde broedcellen met gedeeltelijk ingevallen celdeksels (met soms een gat erin).
De zgn. luciferproef kan duidelijkheid verschaffen. Trek met een lucifer de verdachte ingevallen cellen leeg. Er verschijnen dan vuilwitte tot bruingele slijmdraden. De leeggetrokken cellen verspreiden een lijmgeur.
Je hebt nu te maken met een klinische besmetting: de symptomen (slijmdraden en lijmgeur) zijn aantoonbaar, merkbaar aanwezig.
Oorzaak
De sporen van de Paenibacillus larvae. Deze sporen zijn in grote mate resistent en komen na tientallen jaren nog tot ontwikkeling. Tussen een eerste besmetting en het constateren van klinische symptomen kunnen meerdere jaren verlopen. Er zijn nl. vele miljarden sporen nodig om een besmetting te vestigen. Sterke volken met een hoge poetsdrift ruimen de zieke larven op voordat ze infectieus worden.
Verspreiding
• Binnen het volk: via het voeren van de larven. De huisbijen poetsen en voeren. De AVB
sporen worden bij het voeren via de monddelen en de poten overgedragen op de larven.
• Van volk tot volk: via vervliegen en roverij.
• Door de imker: via het overhangen van ramen en raten; via het voeren van besmette honing, besmet gereedschap en kastmateriaal.
Maatregelen ter voorkoming
1. Afgezien van vermijding van datgene wat tot verspreiding van AVB kan leiden, is het jaarlijks laten uitvoeren van een voederkransonderzoek het beste middel ter voorkoming en eventueel bestrijding van AVB.
2. Een positieve uitslag betekent dat er sprake is van besmetting met AVB-sporen in lichte of ernstige mate. Bij een lichte besmetting is er geen gevaar voor een klinische uitbraak als het sterke volken betreft met voldoende dracht. Bij een zware besmetting met kans op uitbraak gelden de volgende adviezen:
a. Alle ramen met honing moeten worden geoogst; dus niet terugvoeren!
b. Minstens 50% van het ratenbestand moet worden vernieuwd.
c. De gesmolten was mag niet in het circuit van de fabricage van kunstwas terechtkomen; het beste is deze te vernietigen of te gebruiken voor de fabricage van kaarsen.
d. Voer in drachtarme perioden kleine hoeveelheden suikerwater: een kwart liter per dag 1: 1.
e. Maak van ernstig besmette volken verzamel-/hongerzwermen.
Opmerkingen
1. Amerikaans Vuilbroed is een ziekte die aangifteplichtig is bij PPO Bijen en/of AID Kerkrade. Bij een positief gevonden monster zal de VWA-RVV in actie komen. Zij maken een kaart met het gebied waarin het vervoersverbod wordt ingesteld.
2. De bestrijding zelf wordt aan de imkers overgelaten. Het vervoersverbod wordt pas opgeheven als de imkerij haar werk gedaan heeft volgens de gestelde eisen van de RVV.
3. AVB-sporen kunnen, zo men nu weet, tot wel 100 jaar levensvatbaar blijven.
Geraadpleegde bronnen
BIJEN juli /augustus 2000 pag. 209-210
BIJEN december 2001 pag. 246-247
BIJEN januari 2002 pag. 20-21
BIJEN november 2004 pag. 316-317
2. Amoebe
Herkenning
Symptomen van de besmetting met amoebe zijn vergelijkbaar met de besmetting met Nosema.
Zekerheid over besmetting met amoebe kan verkregen worden door in het voorjaar microscopisch onderzoek van de endeldarm met de daaraan vastzittende buisjes van Malpighi, de nieren, te verrichten. Het onderzoek kan gelijk met een nosema-onderzoek plaatsvinden.
Oorzaak
Eencellig micro-organisme Malpighamoeba mellificae Prell.
Ziekteverloop
De ziekte treedt hoofdzakelijk in het voorjaar op.
Bij het schoonmaken van de cellen of via consumptie van besmet voedsel komen de cysten (in resistente vorm) in de dunne darm terecht. Hier ontkiemen ze en de ontstane amoeben kruipen terug naar de middendarm. Zij dringen de nierbuisjes (buizen van Malpighi) binnen en vermenigvuldigen zich sterk door deling. Vervolgens gaan de amoeben weer over in de cystevorm en worden via de ontlasting uitgescheiden. Een nieuwe cyclus kan weer beginnen.
Schade treedt op door verstopping van de nierbuisjes. Dit veroorzaakt stofwisselingsproblemen met diarree tot gevolg die de levensduur van de bijen verkorten.
Verspreiding vindt plaats via voer en via met uitwerpselen besmette raten.
Zie verder bij Nosema.
Maatregelen ter bestrijding
Hygiëne (door de imker en de bijen) is zeer belangrijk! Huisbijen, zeker in het voorjaar, niet in een te grote kast onderbrengen. Een te grote behuizing met teveel raten is door de bijen niet schoon te houden.
Raten ontsmetten met ijsazijn en kasten afbranden of ontsmetten met heet sodawater (6 %).
Zie verder bij Nosema.
Opmerking
Amoebe kan samen met Nosema optreden en kan een volk dan snel ten gronde richten.
Zorg voor een goede stuifmeelvoorziening zowel in het najaar als in het (vroege) voorjaar.
Geraadpleegde bronnen
Onze Bijen 2/2004 pag. 10-11
3. Bultbroed
Herkenning
Als de werkstercellen zijn veranderd in een bultig, omhoog gewerkt en onregelmatig broednest omdat er zich darrenlarven in bevinden, hebben we te maken met bultbroed.
Darrenlarven hebben meer ruimte nodig. Deze ruimte bieden werkstercellen niet. Daarom worden ze naar boven uitgebouwd en met een bol dekseltje afgesloten.
Oorzaken
Er zijn twee oorzaken:
1. Een darrenbroedige koningin.
Om wat voor reden ook legt de koningin onbevruchte eitjes in fijnwerk (werksterraat). Ze legt net als een normaal leggende koningin één eitje per cel en het broednest is aaneengesloten.
2. Eierleggende werksters.
De geur van de koningin – het koninginnenferomoon – zorgt ervoor dat er geen eierleggende werksters in de kast actief worden.
Verliest een volk haar koningin of het contact met haar (bijv. in een groot volk op 3 of 4 bakken) dan zullen de werksters op het weinige open broed redcellen aanzetten.
Is er geen open broed aanwezig dan gaat een aantal werksters na enkele weken onbevruchte eitjes leggen. Ze doen dit slordig. Niet mooi aaneengesloten – we spreken dan van hagelschot - en ze leggen meerdere eitjes in een cel. Ook het stuifmeel is niet aaneengesloten opgeslagen, maar eveneens over meerdere ramen verdeeld.
Eierleggende werksters leggen een beperkt aantal eitjes (19 – 32 stuks).
Een deel ontwikkelt zich. De niet goed ontwikkelde eitjes worden later opgegeten. Ook worden veel eitjes door andere leggende werksters opgegeten als gevolg van een constante competitiestrijd.
Als twee larven zich in een cel ontwikkelen, wordt er een verwijderd en opgegeten of gaat gewoon dood.
Wat te doen met een darrenbroedig volk?
1. Bij een darrenbroedige koningin:
• Bij een volk met voldoende werksters in alle leeftijdsklassen kan de moer vervangen worden.
• Ook kan het volk verenigd worden met een moergoed volk.
• Het darrenraat van het moerloze volk kan getopt en uitgespoeld worden.
2. Bij leggende werksters:
• Hier geen moer invoeren. Dit mislukt!
• Eierleggende werksters kunnen ook terugvliegen. Afslaan op zo'n 10 meter voor de kast werkt dus niet. (Een misplaatst advies uit de korventijd.)
• De bijen kunnen grote problemen geven bij andere volken als hun oorspronkelijke kast is weggehaald.
• Het meest veilige is het volk af te zwavelen.
Wil je het volk in leven houden?
- Kop het aanwezige bultbroed en spoel de cellen uit.
- Zet het volk krap.
- Voeg zoveel mogelijk ramen met open broed toe uit andere volken. Let erop dat er voldoende bijen in het volk zijn om het broed te verzorgen.
- Haal na 8 – 9 dagen deze ramen weg en plaats deze terug in de volken waaruit ze komen. Breek de aanwezige doppen!
- Biedt wederom ramen met open broed uit andere volken aan.
- Breek na 8 – 9 dagen de doppen en voer een leggende moer in.
- Dit is de meest veilige manier. Maar of deze inmiddels oude bijen iets positiefs kunnen betekenen voor het volk is sterk te betwijfelen!
Opmerkingen
1. Worden er na het inhangen van ramen met open broed geen redcellen aangezet, dan mislukt deze methode. Hang de ramen terug in de volken waaruit ze genomen zijn en zwavel het probleemvolk af.
2. Bultbroed kan optreden van het vroege voorjaar tot zelfs in de winter.
Geraadpleegde bronnen
BIJEN maart 2004 pag. 82 t/m 84
4. De doodshoofdvlinder (Acherontia atropos)
Herkenning
De doodshoofdvlinder behoort tot de pijlstaarten. Het is een (dagactieve) nachtvlinder uit tropisch en subtropisch Afrika met een vleugelspanwijdte van 100 tot 130 mm. Hij kan enorme afstanden afleggen. De naam dankt deze vlinder aan de op een doodshoofd lijkende tekening op het borststuk.
De vlinder leeft van de zoetstoffen van overrijp fruit, van de floëemsappen uit wonden van bomen en is gecharmeerd van nectar/honing.
Het vrouwtje legt haar eieren bij voorkeur op planten van de nachtschadefamilie, met name op de aardappelplant. De groengele rupsen met blauwe strepen leven van het aardappelblad. De poppen overleven de winter op onze breedtegraad niet.
Beperkte schade
Deze min of meer onschuldige honingdief komt af op de door de bijen uitgeventileerde zoete honinglucht en loopt bijna ongehinderd de kast binnen als de vliegspleet groter is dan 7 mm. Hij haalt de voorlopig door de bijen opgeslagen nectar uit de raten vlak bij de vliegspleet. Daarbij wordt haar weinig in de weg gelegd door de bijen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met haar geurstoffen en/of haar piepend geluid dat lijkt op dat van een tutende koningin. Met een gevulde maag – 10 tot 50 mg – verlaat ze de bijenwoning. Toch worden veel van deze vlinders door de bijen gedood. Ten gevolge van de volle maag en het gezwollen achterlijf kunnen zij niet door de te nauwe vliegspleet, raken in paniek en zullen vervolgens door de bijen worden aangevallen. Later vindt de imker de gepropoliseerde resten.
Maatregelen ter voorkoming
De vliegspleet verkleinen tot minder dan 7 mm (Zorg er wel voor dat darren en koninginnen probleemloos kunnen passeren).
Geraadpleegde bronnen
BIJEN december 2003 pag. 338 t/m 340
5. Europees vuilbroed (EVB)
Herkenning
EVB kan herkend worden aan een onregelmatig broednest met dode larven in open cellen tussen de gesloten cellen. De larven zijn gekleurd en liggen soms gedraaid in hun cel. Verzegeld broed bevat soms ingezakte deksels of deksels met gaatjes. Dode larven kunnen een zure lucht verspreiden (“zweetvoetenlucht”). Een belangrijk onderscheid met AVB is dat bij EVB vanuit het afgestorven broed met een lucifer GEEN draden getrokken kunnen worden. Ingedroogde larven liggen los in de cel.
Oorzaken
De ziekte kan door verschillende bacteriën veroorzaakt worden. De belangrijkste verwekker is de bacterie Melissococcus pluton, ook wel Streptococcus pluton genoemd.
Verspreiding
De ziekteverwekker wordt door de voederbijen tijdens het voeren aan de larfjes overgebracht. De bacteriën komen in de middendarm terecht waar ze zich vermeerderen. Larven die in een vroegtijdig stadium sterven worden verwijderd door de bijen waardoor het besmettingsgevaar verminderd wordt. Als ze in een later stadium sterven hebben ze al via hun ontlasting de broedcellen besmet met veel bacteriën. Tijdens het verwijderen van deze larven nemen poetsbijen de bacteriën op en verspreiden de ziekteverwekkers in het bijenvolk. Besmette larven die niet sterven worden in een later stadium aangetast door de Bacillus alvei. Dit heeft stinkend broed tot gevolg. Ook kan de larve in dit stadium zich in de cel draaien. Dit is een typisch kenmerk voor EVB.
Behandeling
Er zijn geen toegestane geneesmiddelen voor EVB beschikbaar. De volgende maatregelen kunnen uitgevoerd worden:
- Lichte besmetting, zonder varroatose, kan bij goede dracht vanzelf overgaan.
- Zwavel kleine en zieke volken af.
- Maak van grote, besmette volken kunstzwermen en vernietig het broed.
- Ontsmet materiaal door afbranden of schrobben met een 6-procentige sodaoplossing.
- Voer een effectieve bestrijding uit als een volk ook aangetast is door varroatose.
- Voorkom het roven van besmette volken.
- Verenig geen gezonde volken met besmette volken.
- Voer niet met honing uit besmette volken.
- Zorg voor een goede hygiëne op de bijenstand en vernieuw regelmatig de raten.
Opmerking
Het beeld van EVB lijkt sterk op dat van AVB. Neem bij twijfel contact op met PPO-bijen in Wageningen of de bijengezondheidscommissie van je bond.
Geraadpleegde bronnen